Ter voorbereiding op de bijeenkomst op 15 juni 2024 heeft een team gesproken over de aspecten rondom de nieuwe inburgeringswet. Naast een inhoudelijk inleiding zijn er 3 blokken besproken, die in onderstaand verslag zijn uitgewerkt.
Inleiding:
Inburgeringswet 2013: hier lag vooral de verantwoordelijkheid bij de inburgeraar
Inburgeringswet 2021: omslag waarbij de verantwoordelijkheid werd verschoven naar de gemeente met een brede intake en inkoop van taalcursussen.
Naast inburgeraars zijn er ook gezinsmigranten (ook inburgeringsplichting). Dit zijn de (veelal) hoogopgeleide partners, die naar Nederland komen.
Als derde: de groep overig. Dit zijn de imams. Zij krijgen een uitkering en huisvesting. Het is een kleinere groep.
Dan ook nog kinderen waarvan de ouders hier al wonen en die hier dan hier naar toe komen. Het gaat hier ook vaak om hoogopgeleide gezinnen.
Er zijn 3 routes: 1) onderwijs-route (liefst tot 33 jaar) waarin je – naast de inburgering – een opleiding volgt, 2) B1-route (taalniveau) waarbij participatie wordt genoemd, maar het is geen verplichting en 3) Z-route, dit is 800 uur taal en 800 uur participatie (kan van alles zijn).
Nogmaals: de gemeente doet een intake en koopt de opleidingen in. In 2016 was Jolanda al betrokken bij het project ‘screening en matching’. Er zijn een paar goedlopende projecten geweest en die komen nu weer naar voren. De werkgevers waren namelijk niet happig, omdat de taalvaardigheid onvoldoende was. Inmiddels (afgelopen jaar) is het programma ‘statushouders aan het werk’ gestart. Er is een kip-ei verhaal. We willen dat inburgeraars aan het werk gaan, maar eerst moeten ze de taal leren.
De volgende 3 blokken zijn aan bod gekomen:
Blok 1: de opzet van de inburgeringswet
De inburgeringswet is in 2021 ontstaan en in 2024 is er een evaluatiemoment om de gemeentes te adviseren over volgende stappen. Daarbij speelt de vraag / het dilemma of in een volgende fase de aandacht uit moet gaan naar het leren van de taal of de inzet om inburgeraars aan werk te helpen; het ene kan namelijk niet los gezien worden van het ander.
De moeilijkheid hierbij is dat het per persoon kan verschillen. Als voorbeeld wordt Amsterdam genoemd waar veel mensen de taal niet spreken, maar wel aan het werk zijn; je kunt dan ook werkend inburgeren. Door middel van dat inburgeren kunnen mensen zelfredzaam worden.
Wat de taal betreft worden ervaringen gedeeld van inburgeraars die de Nederlandse taal nauwelijks machtig waren en toch genaturaliseerd werden. Hierbij valt ook op dat de VVD streeft naar het verplicht stellen van een hoger taal-niveau, maar hierin alleen staat. In het 3e blok gaan we hier wat nader op in.
Wat het werk betreft is het ook belangrijk dat werken meer lonend is. Naast de beloning van werk is het ook belangrijk dat er meer stageplaatsen beschikbaar komen. Er wordt nu vaak gekeken naar het bedrijfsleven, maar die heeft het al zo druk; de bijkomende regelgeving maakt het ook niet makkelijker. De grootste werkgever is de overheid en die staat zelf ook niet te springen om inburgeraars een stage aan te bieden.
Een punt dat daarop aansluit is het feit dat werken meer lonend moet zijn. Niet alleen in de zin van een salaris, maar ook in de zin dat je inziet dat via een baan de integratie vlotter kan lopen. In lijn daarmee is het ook belangrijk dat er mogelijkheden zijn voor huisvesting, zodat de inburgeraar vanuit zijn/haar eigen sociale omgeving naar een dorpshuis of school kan gaan. Het gegeven dat de voorzieningen hieromtrent ernstig verstopt raken is al bekend rondom huisvesting, maar blijkt ook uit het feit dat een medische keuring tegenwoordig al snel 26 weken duurt.
Kortom: de wet kun je nog zo goed inrichten, maar als de doorstroom daarachter niet is ingeregeld dan is dat een beperking, die je niet via een goede evaluatie kunt oplossen. Dan merk je ook dat de huidige wet is ontstaan in een periode dat de aantallen inburgeraars daalden (in de periode voor corona en na het afsluiten van de Turkije-deal). Momenteel is het aantal inburgeraars zeer veel hoger wat ook haar weerslag heeft op het kunnen functioneren van de wet.
Naast taal en werk is ook nog stilgestaan bij het belang om de normen en waarden in Nederland te leren (b.v. de kern van artikel 1 van de grondwet – b.v. rondom homohaat – staat er in). Het is duidelijk dat hier aandacht voor is, maar bekend is ook dat ook autochtone Nederlanders niet altijd slagen voor dit onderdeel (en dat ligt niet aan de onbekendheid met artikel 1). Verderop in deze notitie wordt hier ook nog nader op ingegaan.
Naast de aandacht voor taal, werk en normen/waarden is er nog een punt dat tijdens de sessie meer aandacht kreeg en dat is de motivatie van de inburgeraar. Het is misschien goed om het traject end-to-end door te lichten. We zijn nu gevangen in ons systeem en dat moeten we doorbreken en dat staat los van hetgeen je in een inburgeringswet of inburgeringscursus kunt organiseren.
Blok 2: de inzet van de inburgeraar en haar sociale omgeving
Hoewel het niet letterlijk tijdens de sessie is benoemd weet iedereen dat je na het verkrijgen van je rijbewijs geen volleerd automobilist is. Dit betekent dat je na het behalen van je rijbewijs veel moet autorijden om beter te worden. Dit geldt voor iedere opleiding is dus ook voor de inburgeringscursus. De grote vraag is of inburgeraars na het behalen van hun certificaat verder gaan op het voorgegeven pad. Tijdens de sessie was dit het onderwerp waar de meeste input op kwam.
Er zijn diverse onderwerpen naar voren gekomen, die allen te maken hebben met de inzet van een cursist waar een cursus geen invloed op heeft. In redelijk willekeurige volgorde zijn dat de volgende punten:
· De basis voor een succesvolle integratie is de sociale omgeving waarin mensen leven. Deze sociale omgeving is in veel gevallen niet geschikt om de lessen van een inburgeringscursus verder te brengen:
o Er is veel sprake van een bubbel waarin mensen leven. In diverse wijken en steden is sprake van een sterke eenvormige gemeenschap waarin taal en cultuur sterk afwijken van hetgeen we in de inburgering voor ogen hebben. Er zijn al volledig buitenlandse wijken in Nederland waar inburgering kansloos is;
o Veel arbeidsplaatsen vullen dit aan; als je tijdens je werk te maken krijgt met Nederlanders en je Nederlands moet praten dan gaat de inburgering sneller dan wanneer je op je werk te maken hebt met (niet-Nederlandse) taalgenoten en dit komt veel voor;
· Vanuit deze sociale omgeving kom je ‘vanzelf’ op de intrinsieke motivatie van de inburgeraar. Ook hier zijn verschillende voorbeelden waaruit blijkt dat deze motivatie vaak afwezig of niet integer is:
o Veel Syriërs worden in de Arabische wereld als tweederangsburgers beschouwd. Met een Nederlands paspoort worden ze opeens wel gerespecteerd. Het gevolg is dat veel Syriërs hier de inburgering doorlopen, genaturaliseerd worden en vervolgens naar een veilig land in de Arabische wereld emigreren om daar te gaan wonen;
o Veel Turkse referenten zorgen dat gezinsleden in het kader van gezinshereniging naar Nederland komen. Dit zijn vaak hoogopgeleide personen, maar er is geen enkele behoefte voor deze mensen om in te burgeren. De gezinshereniging leidt echter wel weer tot community-vorming c.q. een ‘bubbel’;
o Ook in het algemeen merk je vaak dat inburgeraars niet gemotiveerd zin om in te burgeren. Ze willen wel het Nederlandse paspoort, maar niet de rest;
· Deze intrinsieke wens om in te burgeren (of: het gebrek hier aan) is cruciaal voor het welslagen van een inburgeringscursus:
o Aangegeven wordt het voorbeeld van een schoonmoeder, die naar Nederland kwam en haar kinderen op het hart drukte om op eigen kracht in te burgeren, de taal te leren etc. Als de ouders dit niet stimuleren dan is de eerste slag verloren;
o Daar staat het bekende voorbeeld tegenover (niet besproken tijdens de sessie, maar wel steeds vaker gedeeld) van de Portugese oma die naar Nederland vluchtte om te voorkomen dat haar zoon in militaire dienst moest (jaren ’70), maar een hekel had aan Nederland. Ze weigerde de taal te leren of een sociaal netwerk op te bouwen en leerde haar (klein)kinderen dat ze een enorme hekel aan Nederland moesten hebben. Iedereen snapt dat dit niet werkt;
o Hier zat ook een mooie anecdote van een (voorheen: Iraanse) deelnemer in de call. Binnen zijn ‘bubbel’ waren volop mannen, die de hele dag Iran en het leven in Iran ophemelden. Zijn ouders gingen daar sterk in mee tot het moment dat hij opmerkte dat deze mensen wel vol lof spraken over Iran maar er niet over peinsden om terug te gaan. Toen viel het kwartje en ging de houding richting Nederland om;
o Gewezen wordt ook op de mentaliteit van Oekraïense vluchtelingen. Zij nemen volop deel aan de arbeidsmarkt, ze leren de taal en willen ook hier wat van hun leven maken binnen de Nederlandse kaders. Het is dan ook niet verrassend dat – ondanks de grote aantallen – de acceptatie van Oekraïners in Nederland nauwelijks problemen geeft.
· Tenslotte komt naar voren dat vanuit de onwil om in te burgeren ook activiteiten ontstaan waardoor het inburgeren juist wordt tegengewerkt:
o Vanuit m.n. de islam is er een volledige onbekendheid (of: onwil) om anderen te respecteren zoals ze zijn – toch een cruciaal onderdeel van een succesvolle inburgering;
o Er wordt ingegaan op het bestaan van bijzondere scholen, die de inburgering buiten haar deuren houden (op basis van art. 23), maar ook de tendens om af te dwingen dat er islamitische gebedsruimtes worden gemaakt in openbare scholen;
o Niet besproken tijdens de sessie maar wel in de groeps-app is de zorg dat ook openbaar ambtenaren (zoals politieagenten) in steden als Arnhem toestemming krijgen om herkenbare geloofsuitingen te dragen. Hiermee ga je zelfs rechtstreeks in tegen alles wat een inburgeringscursus zou kunnen beogen;
Vanuit deze inzichten kom je op de vraag of het huidige (dure) inburgeringsprogramma wel de juiste route is naar het beoogde doel. Dit brengt ons op het derde deel van deze notitie.
Blok 3: een werkend fundament onder de inburgering
Hoe goed je een inburgeringstraject ook opzet; als de motivatie er niet is dan zal geen enkele benadering slagen en als de motivatie hoog is (zoals bij de Oekraïners) dan is het wellicht niet eens nodig (of in een lichte variant). In deel 2 is ingegaan op de omstandigheden, die het voor een succes van de cursus moeilijk maken. In dit deel worden kort nog enkele verdiepende punten aangeraakt:
· Inburgeren is moeilijk. Elkaar leren accepteren zoals je bent (sexe, geslacht, geloof etc.) is moeilijk en bijna niet in een training over te brengen. Hier geldt het principe van het rijbewijs: je kunt de basis meegeven, maar daarna moet je het zelf voortzetten;
· In het vorige deel is al ingegaan op het belang van de voorzieningen na de cursus (medische zorg, huisvesting, scholing e.d. – met de huidige aantallen raken al deze voorzieningen verstopt). Dit is – mede door de tijd – niet verder uitgediept met statistische gegevens;
· Naast deze feitelijke voorwaarden voor een goede inburgering is er ook zoiets als het acceptatievermogen bij Nederlanders zelf. Als wij geen helpende hand uitsteken kun je deze ook niet vastpakken en opschuiven;
Tenslotte is er gesproken over de manier waarop veel Nederlanders naar vluchtelingen kijken. Het begrip ‘zielig’ heeft een centrale plaats en van daaruit wordt veel actie richting de vluchteling ondernomen. Deze vluchteling heeft echter een lange, complexe reis gemaakt om hier te komen en er is geen enkele reden om aan te nemen, dat hij bij aankomst in Nederland stil moet gaan staan om alles door ons op te laten lossen. Laat de vluchteling zijn/haar reis binnen de Nederlandse samenleving voortzetten. Geef hem/haar de kans om in Nederland zelf te zorgen voor een bestaan. Hier kan een inburgeringscursus bij helpen.
Als de les echter is dat na aankomst in Nederland alles voor je wordt geregeld en je zelf niets meer hoeft te doen is dat een les waar geen enkele inburgeringscursus tegen op kan. In de app-groep van het Thematisch Netwerk stikt het van de berichten waaruit blijkt dat vluchtelingen elkaar de meest efficiënte inburgeringscursus geven: dit is de opleiding hoe je alle goede bedoelingen kunt omzeilen en precies kunt krijgen wat je wilt. En die opleiding gaat volledig in tegen de inburgeringswet, die we voor ogen hebben.
Uiteindelijk kun je dan de vraag stellen of we vluchtelingen of hun na-reizende gezindsleden helpen door ze ‘zielig’ te vinden. Door hen de gelegenheid te geven om de wereld die ze achter hebben gelaten hier weer op te bouwen ontneem je ze de mogelijkheden, die onze samenleving heeft, die ons succesvol en gelukkig maakt en waar ze eigenlijk naar toe willen gaan. Door hen fysiek hier heen te laten komen en cultureel achter te laten in hun land van oorsprong missen ze de mogelijkheden hier. En: lopen wij het risico dat wij deze mogelijkheden stukje bij beetje kwijtraken.